‘Ik ben altijd ondernemer geweest. Was verantwoordelijk voor IT en financiën bij het bedrijf dat ik mede oprichtte. Toen ik daar vertrok, en even met mijn tijd geen raad wist, zag ik in de bibliotheek een briefje waarop het Rode Kruis vrijwilligers zocht. Ik help graag anderen. Vind dat je mensen die in de problemen zijn gekomen te hulp moet komen. Omdat zoiets ons allemaal kan overkomen. Na een korte cursus stond ik al snel op de stoep van mijn eerste probleemgeval.’
Wat ik daar aantrof, heeft me diep geraakt. Zal ik nooit meer vergeten. Een bange, schichtige en ontredderde man. Iemand die al lang niet meer buiten was geweest. Zichzelf had opgesloten in z’n huis. De gordijnen gesloten hield. En zeven jaar ongeopende post had verzameld. Maar hij was niet het enige schrijnende geval waar ik die eerste tijd mee te maken kreeg.
Ik besefte dat mijn financiële kennis lang niet voldoende was om deze mensen te helpen. Ontdekte dat mensen met schulden ook vaak sociale en psychische problemen hebben. Dat schulden en verslaving veel met elkaar gemeen hebben. De kans op herhaling dus groot is. Daarom begreep ik niet waarom de meeste schuldhulpverleners de schuldenaren alle zorg uit handen nemen. Zo leren ze niet van hun fouten. Kan het een volgende keer weer gebeuren.
Ik zag in de media steeds vaker berichten over mensen met financiële problemen. Of ik was er nu meer op gespitst, dat kan natuurlijk ook. Vooral onder Zzp’ers was er veel leed. Mensen die onder de armoedegrens leefden. De controle over hun leven waren verloren. Maar die, in tegenstelling tot particulieren, door geen enkele instantie geholpen werden.
Op een congres hoorde ik de econoom en nobelprijswinnaar Muhammed Yunus spreken. De grote man achter het microkrediet. Hij vertelde hoe hij met Grameen Bank een commerciële aanpak combineerde met sociale en maatschappelijke relevantie. Hoe deze twee uitersten, die elkaar ogenschijnlijk uitsluiten, elkaar kunnen versterken. Ik reisde met een collega van Het Rode Kuis naar Bangladesh. We spraken met medewerkers van de bank. Gingen de provincie in, naar afgelegen dorpjes. Praatten daar met vrouwen die microkrediet ontvingen, die met dat geld bedrijfjes hadden opgezet. En kwamen erachter waarom microkrediet zo’n succes was.
Over alles was goed nagedacht. Tot de kleinste details. Het netwerk van de bank was fijnmazig. Strekte zich uit tot de verste uithoeken van het land. Maar wat vooral bijzonder was, was dat deze vrouwen zelf verantwoordelijk waren voor de krediettoekenning. In onderling overleg kansen en mogelijkheden bespraken, en collectief beslisten wie er voor krediet in aanmerking kwam. En de bank faciliteerde slechts.
Onze ideeën waren bevestigd. Zzp’ers met financiële problemen kunnen elkaar helpen. De wijsheid van de groep gebruiken om elkaars problemen op te lossen. Wij moesten een organisatie opzetten die dit faciliteert. Die zorgt voor het proces, draaiboeken, programma’s, coaches en locaties. Op de terugvlucht schreef ik de definitieve versie van het plan voor de franchiseorganisatie die de naam ‘Over Rood’ zou krijgen. En mijn reisgenoot deed mee, werd mijn partner in dit avontuur.
We moesten echter nog één hindernis nemen: bijna iedereen vindt het vervelend z’n administratie bij te houden. Terwijl dat juist cruciaal is om inzicht te hebben in je financiële situatie. Om de juiste beslissingen te kunnen nemen. Bovendien kijkt elk boekhoudprogramma achteruit, doet verslag van de afgelopen tijd. Geen enkel programma kijkt vooruit, kan budgetteren. Waar we ook zochten, nergens vonden we een programma waarmee Zzp’ers een financiële planning kunnen maken en tegelijk hun administratie kunnen bijhouden. Dus schreef ik het zelf. Een simpel en intuïtief programma. Waar iedereen mee kan en wil werken. En bij de Grameen Bank in Bangladesh konden ze het voor ons bouwen. Over Rood was geboren.’